De collega.

 
Verdorie, weer de voicemail. Niks voor Marianne om zomaar weg te blijven.
‘Je moet nu naar binnen, Es, probeer die presentatie dan maar alleen, we kunnen die Japanners niet langer laten wachten.’ Met grote passen loopt Jeroen, de floormanager richting de grote zaal. Ik dribbel op mijn te hoge hakken achter hem aan, de sheets onder mijn arm geklemd.

 
‘Je deed het hartstikke goed.’ Jeroen reikt me een glas champagne aan en steekt een toastje met gerookte zalm in zijn mond. Ik knik omdat mijn mond nog vol zit. Mmmm, we moeten vaker Japanners uitnodigen, zo’n lunch wil ik wel elke dag
‘Toch raar van Marianne, dat ze er niet is, we hebben het gisteren samen nog helemaal doorgenomen.’
‘Zou ze niet gewoon ziek zijn?’
‘Dan bel je toch even. Nee, ik vind het echt vreemd.’
‘Anders ga je straks toch even langs, misschien is ze wel gevallen ofzo, ligt ze daar onder aan de trap.’
‘Gets, ik ga meteen maar even, jij redt het wel even met die lui he, de rondleiding is toch pas om drie uur.’

 
Gestommel klinkt pas nadat ik twee keer heb aangebeld. Misschien is ze dan toch ziek.
De deur gaat op een heel klein kiertje open en omdat ik verwachtte Mariannes gezicht te zien schrik ik als ik in de donkere ogen van een man kijk.
‘Ja?’, klinkt het rauw.
‘Eh, ik kom voor Marianne, ze was vandaag niet op haar werk en ik vroeg me af of alles wel goed met haar is.’
De felle ogen van de man maken dat ik me niet op mijn gemak voel, ze priemen dwars door me heen.
‘Oh, dan ben jij zeker Esther, Marianne heeft me over je verteld. Ik ben haar broer. Ik zorg even voor haar. Ze is ziek, keelontsteking.’
‘Goh, wat vervelend. Nou, wens haar maar veel beterschap.’
‘Zal ik doen’, klinkt het en meteen daarop sluit hij de deur.

Rare jongen. Ik wist trouwens helemaal niet dat Marianne een broer had. Ik weet überhaubt niet zoveel over Marianne. Haar man is bij haar weg, dat weet ik, maar hoe dat allemaal gelopen is heeft ze nooit verteld.

 
Laat geworden zeg, het is al over half elf. Ik neem een hap pizza en zet de tv aan.
‘Om 6 uur vanochtend is uit de TBS kliniek in Vught een man ontsnapt. Van de man ontbreekt ieder spoor. De politie roept iedereen die meer weet op om te bellen naar het volgende nummer…’

Mijn vork klettert uit mijn hand. Die foto. Die man. Dat is de broer van Marianne. Ik pak mijn mobiel en toets het genoemde nummer in.

 
Ik zit nog van de schrik te bekomen als de bel twee keer gaat. Er wordt op het raam gebonkt. Ik loop snel naar de deur.
Marianne! Druipend van de regen valt ze mijn gang binnen, een zware koffer achter zich aan slepend.
‘Gauw, de deur dicht.’
Ik pak haar jas aan en leid haar naar de woonkamer.
Met een handdoek om haar schouders en een kop thee in haar hand begint ze te snikken. Ik sla mijn arm om haar heen.
‘Niks vragen, niks vragen’, klinkt het steeds.
Na een flinke scheut rum in haar thee wordt ze rustiger en doezelt ze weg in de zachtroze kussens van de bank.
Ik dek haar toe met een fleecedeken en vertrek zelf naar boven.
Ondanks mijn onrust val ik snel in slaap.

 
De schrille toon van mijn wekker doet me uit een vage droom ontwaken. Wat wankel loop ik naar de badkamer. Oh ja, Marianne is hier.
Eerst maar even samen ontbijten, misschien dat ze nu wil vertellen wat er allemaal gebeurd is.
Na een snelle douche loop ik de trap af.
‘Goedemorgen, beetje bijgek…’
De bank is leeg. De deken is netjes opgevouwen, maar van Marianne geen spoor.
Waar is die nou weer heen? Sigaretten halen misschien?
Haar jas en de koffer zijn ook weg. Raar.
Ik probeer Mariannes nummer maar krijg de voicemail.
Driftig ijsberend loop ik in de kamer op en neer, zou die broer...?

‘Trrrrring.’ Mijn hart slaat een slag over en in een sprong ben ik bij de telefoon.
‘Met Esther.’
'Spreek ik met Esther van Leeuwen?’
‘Ja.’
‘Met inspecteur Sallaerts van de politie Eindhoven, is Marianne van Wierden bij u?’
‘Nee, ze kwam hier gisteravond, maar vanmorgen was ze ineens weg.’
Ik hoor de inspecteur vloeken.
‘Mocht zij contact met u opnemen wilt u mij dan onmiddellijk op de hoogte stellen?’
‘Hoezo, wat is er met Marianne, wordt ze vermist of wat…?’
‘Mevrouw van Wierden wordt verdacht van een overval op de ABN-Amro gisteravond. Haar man hebben we te pakken maar zij is voortvluchtig met de buit.’

Mijn mond zakt open en ik moet me aan de kast vastgrijpen om niet te vallen.

Die Marianne.